De ondervoet


door: J.R.van Nassau Rijksgediplomeerd leraar hoefsmid
        A.E.van Nassau Rijksgediplomeerd leraar hoefsmid

De ondervoet

“No feet, no horse”, is een bekend gezegde onder het paardenvolk. Het geeft aan hoe belangrijk de voeten van een paard zijn en dat het nog belangrijker is om deze voeten in een goede conditie te houden.
Er zijn onvoorstelbaar veel verhalen over het onderhoud van de paardenvoet. Op deze wijze willen wij voor u alles op een rijtje zetten.

Veel verhalen stammen nog uit een ver verleden en eindigen meestal in sprookjes.

Om hierop nader in te gaan, moeten we eerst weten hoe belangrijk de voeten wel zijn en wat er eigenlijk inwendig gebeurt. We proberen u door tekeningen en benamingen op een eenvoudige wijze een beetje bekend te maken met dit mooie element.  


Als we vanuit een normale positie naar de paardenvoet kijken, zien

                                    
we de totale hoornschoen:
1. de t e enwand of t oon

2. de zi jwand van de hoornschoen
3. het v erzenengedeelte van de hoornschoen.

Als we de voet van de onderkant bekijken, zien we:

1.de h oornwand

2.de hoornwand (ongepigmenteerd)

3.de w itte lijn of nagellijn (deze lijn kunnen we beter gele lijn  
    noemen omdat hij eigenlijk geel is)

4.de h oornzool
5.de s traal
6.de s teunsels (omslag van de hoornwand)                                     
7.de v erzenen

.  

                                                       

Als we de hoornschoen eraf halen, komen we de verbinding tegen waaraan de hoornschoen

is bevestigd. Dit zijn de h oornplaatjes , die verbonden zijn met de wandlederhuidplaatjes (later komen we hierop terug), ook wel vleesplaatje s genoemd.

(Om de kracht van de verbinding te ervaren, kun je de vingers van je rechterhand in de vingers van
 je linkerhand om en om kruisen; deze verbinding is zeer sterk, vooral als er kracht op uitgeoefend wordt.)

1.Dit is de belijning waar het straalbeen zich bevindt.

2.Dit is de belijning van de

aanhechtingplaats van de diepe buiger.


We moeten weten dat het paard geen kogelgewrichten maar scharniergewrichten heeft. Het been kan eigenlijk alleen maar een strekkende en buigende beweging maken ( naar voor en naar achter bewegen) . D raaien is beperkt mogelijk. Hieruit kunnen we verklaren waarom er zoveel problemen optreden in de ondervoet door het verkeerd bewegen en overbelasten van de gewrichten (volle kogels ,gallen, aanhechtingsproblemen van de gewrichtsbanden , enz.)

 

Zijwaarts en ontschoend ziet de onderschoen er zo uit. Bovendien kunnen we zien waar de hoornschoen zich vormt.

1. de z oomlederhuid

2. de k roonlederhuid

Op de kroonlederhuid ligt een kiemlaag, die

ervoor zorgt dat hier hoorn word t gevormd voor de hoornschoen.

3. de w andlederhuid produceert de wandlederhuidplaatjes (of lamellen) , die een innige hechting vormen met de hoornplaatjes (lamellen) van de hoornwand . We kunnen dus stellen dat een paard niet op de voeten staat , maar in zijn hoornschoen hangt.

4. de terminale wandlederhuidpapillen, deze papillen v ormen de witte(gele) lijn of nagellijn .

   

 

 

 

 

Als we de ondervoet nog meer ontleden, komen we buiten het pezen- en bandenstelsel op de botten uit. We zien  PIll, het h oefbeen , dat opgesloten zit in de hoornschoen. Daarachter zit DS, het s traalbeen , en op het hoefbeen staat  
Pll, het k
roonbeen. 



1. h oornwand ( hoornschoen )

2. h oornplaatjes

3. hoornkroon (kiemlaag)

4. vetkussen

5. straal

6. aanhechtingsplaats voor de diepe buiger

7. hoornzool

8. witte (gele) lijn (nagellij n )

Als we naast het been staan zien we:

1. griffelbeen.
2.pijpbeen
3.sesambeen
4. kootbeen
5.kroonbeen
6.straalbeen
7.wandvlakte hoefbeen
8.kroonuitsteeksel van het hoefbeen
9.wandsleuf (aderen)
10.onderrand hoefbeen.
11.zijtak hoefbeen
12. hoefbeentak (waarop het hoefkraakbeen zit.

 

de botten van voor bezien
1. het pijpbeen
2. kootbeen
3.kroonbeen
4.hoefbeen
5.kanalen voor aderen
6.hoefbeen kroon
7.kroonuitsteeksel
8.onderrand hoefbeen
9.takken

 

 

 


 
   

 

Als we het onderbeen van achteren
bekijken dan zien we :
1 t/m 8  de botten van de knie
9 en 10  beide griffelbeenderen
11. pijpbeen
12. beide sesambeenderen
13. kootbeen
14. kroonbeen
15. straalbeen
16. ingangen voor bloedtoevoer
17. hoefbeentakken
18. aanhechtingsplaats voor diepe buigpees


 
             
                                                             
           Pezen en banden

De pezen di e aan de ondervoet lopen , zijn de verlengstukken van de spieren,
di
e bij de voor en achterwaartse beweging dienst doen.

 

 

 

De overgang van deze spieren naar de pezen begint bij het voorbeen ter hoogte   van de   voorknie (handwortelgewricht) en bij het achterbeen   ter hoogte   van de sprong (hak).   Drie van de belangrijkste spieren die overgaan in pezen , moeten we bij naam kennen :

de strekpees of hoefbeenstrekker (17 )

ligt aan de voorzijde van het been en de diepe buiger ( 13 ) en de oppervlakkige buiger ( 14 ) l iggen aan de achterzijde van het been.

 

    

                                               

 

 

                                       Hoefmechanisme


De ondervoet zorgt zelf voor de bloedhuishouding . Hij zorgt er ook voor dat het bloed word t aan- en afgevoerd.   Hoe komt dit??

Zodra het paard de voet op de grond zet ,  zal het kroonbeen iets in de schoen zakken (pijlen) .  
D oor de tegendruk van de grond op de st r aal zal de voet zich verwijden , waardoor het bloed naar de twee hoofdaderen word geperst. Bij het ontlasten van de voet zal het bloed weer worden aangezogen . D oor deze vormveranderingen kan de voet de voedingsstoffen en zuurstof opnemen en de afvoer van koolzuur en afvalstoffen garanderen. Je zult dan ook zien dat , als 
een paard
lange tijd stilstaat , de hoorngroei zal verminderen . Ook is het kenmerkend dat bij zieke en 
kreupele paarden de hoorngroei   tijdelijk zal stilstaan.

  De voet heeft een groot adernet dat zorgt voor de voeding en de groei van de hoornschoen.             De vormverandering van de hoornschoen noemen we hoefmechanisme…

De strekpees is de enige pees die aan de voorzijde van het been doorloopt tot aan de leuning of bovenzijde van he t   hoefbeen . E en andere strekpees eindigt reeds aan het kootbeen , maar deze laten we even buiten beschouwing.

Alle pezen die over een gewricht lopen , worden omgeven door een vlezige zak die ook wel p eesschede wordt genoemd. Deze zakjes scheiden een glijvocht (synovia) af dat min of meer lijkt op het vocht van een beursband en als doel heeft, de pees gemakkelijk in de peesschede te doen glijden als het been gebogen of gestekt word t .

De belangrijkste is de sesamschede . Z ij verloopt aan de achterkant van het kootgewricht en omvat de pezen die aanhechten op de achterkant van het kroonbeen (kroonbeenbuiger) en

op de achteronderkant van het hoefbeen ( hoefbeenbuiger) . D eze twee pezen zijn in elkaar gelegen; daarom worden zij de oppervlakkige en de diepe buigpees genoemd.  

We zien (3) d e oppervlakkige buigpees . De ze ligt direct onder de huid en reikt niet tot in de hoef; zij splitst zich op de achtervlakte van het kootbeen in twee delen . D eze delen hechten zich op de achterleuning van het kroonbeen.

( D eze oppervlakkige   buiger word t ook wel kroonbeenbuiger genoemd omdat hij het kroonbeen naar achter beweegt . )

De diepe buiger (4)

loopt door en onder de oppervlakkige buiger. Deze diepe buiger dringt door de beiden splitsingstakken van de oppervlakkige buiger heen, loopt verder   over de achtervlakte van het kroonbeen en straalbeen en hecht zich waaiervormig onder het hoefbeen vast.

         

 

 

Op de linker tekening hebben we de oppervlakkige buigpees (6) en de diepe buigpees (9) afgesneden zodat we goed kunnen zien dat nog veel meer pezen het gehele kogelapparaat ondersteunen.

     

 

2. D e twee sesambeentjes die met banden en pezen zijn verstevigd. D eze twee sesambeentjes vormen   een holte waarin de diepe en oppervlakkige buiger glijden zodat ze er niet vanaf kunnen schieten.

8. De b eide hoefkraakbeenderen die zich op de hoefbeentakken bevinden.

4. De p ees van de sesambeenderen die een aanhechting heeft op de achtervlakte van het kootbeen.

5. de derde pees ligt achter de twee buigers , loopt langs de sesambeenderen en hecht zich vast aan de leuning van het kootbeen .

Op de rechter tekening zien we weer de beide pezen met daaromheen de banden die deze pezen omringen en ondersteunen , de (6) kruisband en (5) ring- of schortband.
3. oppervlakkige buigpees 
4. diepe buigpees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

     

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

een zeer belangrijke band die de kogel omringt, heet de ring of schortband  (5)
deze kun je beschouwen als een hangmat waarin de kogel hangt

6 de vierlippige   kootplaat

7. de versterkingspees

8 straalkussen

9 peesschede van de diepe buiger

10. gewrichtszak van het kootgewricht .

Je kunt wel zien dat de gehele ondervoet zo complex en stevig in elkaar zit , dat we niet moeten denken dat we met strak bandageren de benen kunnen verstevigen . W e kunnen daardoor zelfs de functie van de pezen en peesscheden en de toe- en afvoer van bl o ed belemmeren .

Op de tekening is te zien da t er nog een zeer belangrijke zijpees (7) is die van achter de ringband van het kootgewricht (5) over de zijkant van het kootbeen naar voor   bij de strekpees samenkomt. Deze noemen we de versterkingspees .

 

.

 

Op deze tekening is goed zien dat de kogel met de sesambeenderen en het kootgewricht als het ware in een hangmat hangen.(8) Dit is omdat de benedenwaartse druk gigantisch groot kan zijn (denk maar eens aan het landen na een sprong)

.

Deze krachten kunnen tot enkele tonnen oplopen

 

 

 

1.   strekpees

2.   laterale strekpees (buiten)

3.   g riffelbeen
4.  
i nteroseu s
5.   diepe buigpees

6.   oppervlakkige buigpees

7.   versterkingspees

8.   r ingband of schortband

9.   vier lippige kootplaat

10. proximale band van het hoefkraakbeen

11. p eesscheden van de oppervlakkige en diepe buiger  

 

 

Hier is een gedeeltelijke open voet weergegeven . H ier zien we de 1. z oomlederhuid en 2. k roonlederhuid D eze kroon en zoomlederhuiden vormen samen de eigenlijke hoornwand .
Het onderste gedeelte van de kroonlederhuid vormt hoornplaatjes   en de wandlederhuid (5) vormt vleesplaatjes . D eze vlees en hoornplaatjes zitten om en om in elkaar (Maak een vergelijking: je brengt je vingers in een bidhouding en oefent druk op je vingers uit . Als je nu je handen van elkaar wilt trekken , zal dit moeilijk gaan .) Zo zit ook het hoefbeen vast aan de hoornschoen .

 

De hoornwand (4) word t opgebouwd met hoornpijpjes (3) die dicht tegen elkaar aan liggen en verbonden zijn met een tussenhoornstof

.
De vleesplaatjes(7) zi jn nauw verbonden met de hoornplaatjes (5) . O nderling zit elk hoornplaatje en vleesplaatje nog met aparte plaatjes vast , wat nog meer verbinding geeft .

Zeer vergroot ziet de kiemlaag (3) er zo uit :  zij vormt langwerpige hoornpijpjes die naast elkaar liggend de hoornwand (4)vormen .