de Praam.
Het belangrijkste gegeven in de omgang met paarden is rust en het geven van vertrouwen.
Bij alles wat we met paarden doen, moet dit het uitgangspunt zijn. Daarnaast is het begrip “discipline” in de natuur een zeer normaal gegeven.
Dat wil zeggen: tucht. Het daarvan afgeleide werkwoord “disciplineren” wil zeggen: aan tucht en orde gewennen.
Een gedisciplineerd paard is een paard dat aan orde en tucht gewend is en kent ook in de natuur zijn rangorde.
De omgang met paarden kan voor ons mensen zeer karaktervormend zijn. Eigenschappen als moed, wilskracht en vastberadenheid, die gepaard gaan met geduld, begrip, vertrouwen en inzicht komen hier volledig tot hun recht.
De taak van de hoefsmid is niet gemakkelijk. Zijn werk bestaat uit het bekappen van de hoeven, hij moet de hoeven daarbij in meer standen kunnen fixeren en vaak intussen zijn handen nog vrij houden om andere werkzaamheden te verrichten.
De spierkracht van het paard overtreft de onze vele malen. Dat geldt met name voor de zeer krachtige spieren van de vier benen en dan nog weer het meest voor de enorme spiermassa’s van de achterhand.
Er is geen sprake van dat wij met onze kracht het paard zouden kunnen dwingen. Het hele handelen met paarden en zeker de gehele behandeling van de hoeven door de hoefsmid, is in hoge mate afhankelijk van de medewerking van het paard.
Daar komt nog iets bij. Het paard is van nature een vluchtdier. De verdediging bij uitstek van het paard (evenals van vele andere plantenetende steppedieren) is de vlucht. In het handhaven van de onderlinge rangorde bij deze kuddedieren is een zekere mate van agressie heel belangrijk.
De eerste reactie op gevaar van buitenaf is echter de vlucht, en alleen in een noodsituatie de aanval. Juist deze natuurlijke neiging tot vluchten is één van de belangrijkste redenen voor een benadering waarin rust, kalmte en geduld doorslaggevend zijn.
Het is echter een taak van de eigenaar, verzorger en/of gebruiker van het paard, om het paard deze discipline en bereidheid tot medewerking te leren.
Men zou dagelijks de voetjes van het veulen moeten opnemen en het jonge dier spelenderwijs aan allerlei handelingen moeten laten wennen om het zo te laten weten dat er geen gevaar is.
Jammer genoeg wordt dit vaak verzuimd. De smid wordt dan vaak bij het eerste bekappen voor de onmogelijke taak geplaatst dit ernstig verzuim op de één of andere manier te herstellen, met alle gevolgen van dien.
Daarnaast is de huidige groep van paardeneigenaren een geheel andere dan voorheen. In vrij korte tijd is het paard van een nuttig gebruiksdier, in de Westerse welvaartslanden tot een sport- en/of recreatiedier geworden en valt het in hoge mate te rangschikken onder de groep gezelschapsdieren.
Woorden als tucht en orde worden nog wel eens erg negatief benaderd door deze nieuwe groep van paardeneigenaren.
Gebrek aan discipline is bij de kleinere gezelschapsdieren, zoals hond en kat, vaak al oorzaak van allerlei onaangenaam gedrag. Bij het paard is gebrek aan discipline volstrekt onaanvaardbaar. Paarden kunnen zeer verschillend van aard zijn , maar van nature weerspannige paarden komen of geheel niet of uiterst sporadisch voor.
Paarden worden zelden onhandelbaar geboren. Ze worden meestal door toedoen van de mensen onhandelbaar gemaakt, door het achterwege blijven van een goede opvoeding, het onverstandig toegeven aan ondeugden of door ruwe ingrepen of wrede behandeling bij de opvoeding en de africhting.
De enige uitkomst waarmee een hoefsmid dan te maken krijgt is een dwangmiddel, dat moet worden gebruikt omdat de eigenaar niet in staat was het dier een goede opvoeding te geven.
I n onze tijd staat de dierenarts een groot aantal middelen ter beschikking die per injectie of door het voedsel toegediend het paard kalmeren. In een aantal gevallen (vooral bij paarden die door angst, nervositeit, opwinding hun medewerking weigeren) zijn deze middelen vaak zeer effectief. Het effect van kalmeermiddelen is bij paarden (evenals bij de mens en bij andere diersoorten) erg onvoorspelbaar.
De individuele reactie op een bepaald middel is zeer wisselend. Soms kan zelfs het tegendeel – grotere angst, nervositeit, opwinding – het gevolg zijn. De meest gebruikelijke manier om het verzet van het paard in het algemeen te breken, is het gebruik van de praam.
Een 50-80 cm lange stok, met aan het einde een lus van touw (koord touw), van 50 cm lengte. Het touw moet van soepel materiaal zijn, ± 0,8 cm dik. Een dikker touw werkt zachter, een dunner touw daarentegen scherper. Te dik touw heeft tot gevolg dat de praam bij aandraaien gemakkelijk van de lip afglijdt. Te dun touw kan gemakkelijk verwondingen veroorzaken. De praam wordt meestal op de punt van de bovenlip geplaatst en vervolgens aangedraaid.
Te strak aandraaien verdooft de bovenlip, zodat na enige tijd de praam niet meer wordt gevoeld. Gewoonlijk is het wenselijk bij het plaatsen van de praam ermee te ‘spelen’,
Laten we ons niets wijs maken. De gevoelige bovenlip is voorzien van een groot aantal zenuwuiteinden (de bovenlip is immers een zeer gevoelig tastorgaan van hele paard, waarmee het paard zijn omgeving verkent). Het plaatsen van de praam geschiedt om het paard op deze gevoelige plaats een zodanige pijn toe te brengen, dat het alle (onaangename) handelingen vergeet, in alles toegeeft en allerlei behandelingen toelaat, waartoe het anders niet bereid zou zijn.
In veel gevallen staat ons geen beter middel ter beschikking. Wij moeten echter steeds voor ogen
houden dat het een primitieve, wrede benadering is. Op grond daarvan moeten we het gebruik van de praam tot het uiterste beperken.
Recent onderzoek, dat zou wijzen op een verdovende werking van de praam, is nog niet voldoende uitgediept, om daarmee tot een milder oordeel over het gebruik van de praam te komen.
Behalve op de bovenlip, wordt een praam ook wel op ander plaatsen gezet, zoals de onderlip, het oor en zelfs de tong. Een praam op deze plaatsen is nog pijnlijker dan op de bovenlip en dus onaanvaardbaar. Dit kan zelfs leiden tot een weerzinwekkende dierenmishandeling.
Wanneer paarden zo onhandelbaar zijn dat met een (redelijk) gebruik van de neuspraam nog niets te bereiken valt, moet de hulp van de dierenarts ingeroepen worden om door middel van een kalmerende injectie het paard in een toestand van minder verzet te brengen
.
Opnemen van het achterbeen
Veel vaker zijn er problemen bij het opnemen van een achterbeen, zowel bij jonge dieren als bij oudere dieren. Als een paard het achterbeen niet wil laten opnemen, hetzij door passief verzet (niet willen meewerken) hetzij door actief verzet (slaan), kan men het paard voordat de poging wordt herhaald beter pramen. Het paard geeft met de praam op het been vaak moeilijker, omdat het ten gevolge van de praam de benen vaak erg stevig (iets gestrekt) op de grond plant. Blijft het paard zich verzetten tegen het opnemen van het achterbeen, dan kan het soms lukken het been op te nemen met behulp van een kluister en een lang touw.
Meestal met de praam op, legt men een lederen kluister (brede ring met ring) aan om de koot (goed aansluiten). Een koptouw of een riem is als halsband los om de hals aangebracht. Het lange touw wordt aan de ring van de kluister bevestigd. Dan wordt het via de halsband aangespannen. Het been mag evt. enkele centimeters van de grond komen. Dan wordt het vrije einde met een slippende knoop aan de halsband bevestigd. Met een koptouwtje wordt het achterbeen in de gewenste stand opgenomen. Andere methoden (meer gecompliceerd) met meer lange touwen (o.a. de Scotch hobble) zijn beslist te ontraden.
Wanneer deze eenvoudige methode faalt, moet de hulp van de dierenarts worden ingeroepen om met behulp van een kalmerende injectie het paard tot meer medewerking (resp. minder verzet) te bewegen. Een middel zoals Domisudan met daarbij methadon geeft het paard deze rust en kalmte en zal de hoefsmid zijn rug kunnen besparen.
Eventueel kan dan, zo nodig wederom met de praam op, het been of uit de vrije hand of met de kluister en het lange touw opgenomen worden, en door een helper worden vastgehouden. De knoop moet een slippende knoop zijn, zodat hij met één handbeweging kan worden losgemaakt. Veel paarden verzetten zich aanvankelijk heftig, maar geven vervolgens toe en laten zich daarna goed behandelen. Er bestaan voor dit doel ook lederen riemen (stijgbeugelriem).
Met rust, overleg en eventueel enkele eenvoudige hulpmiddelen resp. dwangmiddelen (neuspraam, gewijzigde Poolse praam), de beschreven lus voor een voorbeen, kluister met touw voor een achterbeen, en zo nodig een kalmerende injectie zijn vrijwel alle (behalve bepaald gevaarlijke) paarden te bekappen, resp. te beslaan.
Veulens behoren door de eigenaars geoefend te worden in het op laten nemen van voor- en achterbenen.
Als de eigenaar er vroeg mee begint en het regelmatig volhoudt, levert het opnemen van voorbenen en achterbenen bij veulens niet de minste problemen op. Als de eigenaar dan ook nog 1 á 2 x per week met de hoevenkrabber de hoeven reinigt en eens met een hamertje op de hoeven klopt, zal het veulen ook bij het bekappen geen problemen veroorzaken.
Het is werkelijk niet aan de hoefsmid om een (volstrekt overbodig) verzuim in dezen van de eigenaar te moeten opvangen.
Het kan nuttig zijn de eerste keren bij het bekappen van de voorbenen, het veulen met de achterhand in de hoek van een box te plaatsen, zodat het niet achteruit kan vliegen, en bij het bekappen van de achterbenen het veulen vlak tegen een muur te zetten. Het veulen mag niet worden vastgezet, maar moet met halster en touw door een begeleider worden vastgehouden (het spreekt vanzelf dat het veulen al halstermak is gemaakt, voor de hoefsmid de eerste maal komt om het veulen te bekappen). Nogmaals rust, (kalmte, geduld etc.) gepaard gaande met vastberadenheid zijn de belangrijkste sleutels. En verder het scheppen van een vertrouwenwekkende sfeer.
Verschillende soorten pramen zijn:
Aluminium praam. De praam kan de neus nog iets voorzien van bloeddoorstroming
Houten praam met touwtje. Deze praam bindt de gehele bloeddoorstroming af.
Poolse praam. Een touw met lus wordt door de mond, over het hoofd en weer door de lus gehaald.
De druk wordt door het trekken aan het touw in de mondhoeken en achter de oren het grootst.Veel gebruikt en zeer effectief bij de halfwilde paarden en zeer moeilijk paarden.
Poolse praam volgens Diemond: is aanzienlijk beter dan de normale Poolse praam.
Men heeft een singel en een trensbit nodig. Het touw met de ring wordt links over het hoofd gehangen, het lange end wordt door de linker zijkant ring van de singel gehaald, en loopt vervolgens naar de rechter zijkantring van de singel, nu door de trensring en naar de ring die over het hoofd hangt, vervolgens weer door de trensring. De druk vindt plaats bij het aantrekken op de mond, nek en schoft.
Borstpraam. Men bindt een touw rond de borst en over de schoft. Daartussen steekt met een stokje en dat draait men aan.
Deze manier is zeer hardhandig maar tegen slaan zeer effectief.
Ook kunnen we op verschillende andere manieren het paard enigszins dwingen.
Handpraam: we kunnen ook op de neus nijpen met de volle hand.
H alspraam:zoals op de neus te nijpen kunnen we ook een vel op de hals vastpakken en enigszins draaien deze methoden wordt veel gebruikt in het Oostenrijkse leger.
Tot slot
Het hele verhaal is leuk en aardig en het is goed om te weten dat we dwangmiddelen hebben die ervoor kunnen zorgen dat het paard doet wat de mens wil, maar de vraag blijft: waarom moet dit? Het is weerzinwekkend hoe in sommige gevallen met de jonge dieren wordt omgegaan, maar waar begint de fout? Paarden zijn dieren die vanaf de geboorte al spelenderwijs opdrachten kunnen uitvoeren, wetende dat er geen gevaar in schuilt en dit nog als leuk ervaren, maar wil de mens dit volbrengen?
De mens is in alle gevallen de grootste fout. Wij hebben geen tijd en deze dingen met ons jonge dier doen, kost te veel tijd. Liefst zetten wij de dieren totdat ze 3 jaar zijn in een zeer groot gebied waar ze kunnen verwilderen.Als iedere paardeneigenaar ervoor zorgt dat elk jong paard de voeten goed kan opnemen, zijn deze praktijken in feite opgelost.