Hoefijzers van nu.
Paarden zijn niet gemaakt om ver te lopen. In het wild verplaatsen ze zich alleen om voedsel te vinden of te vluchten. Van huispaarden wordt verwacht dat ze lange afstanden afleggen, vaak op verharde wegen. Hun hoeven gaan slijten en worden voorzien van hoefijzers om de hoeven te beschermen. Paarden die niet veel op verharde wegen komen, hebben vaak geen hoefijzers nodig.
SOORTEN IJZERS
Kant-en-klare hoefijzers bestaan in verschillende maten. De meeste hoefijzers hebben een groeve in de onderkant. Dit heet de rits. Hierin zitten rechthoekige gaten om de hoefnagels te bevestigen zodat het ijzer vast onder de hoef gezet kan worden. Andere modellen hebben stamgaten. Een ijzer zonder de rits met alleen rechthoekige gaten heet een stampijzer. De hoefijzers van een paard moeten altijd passen bij het werk dat van hem wordt gevraagd. We hebben springpaarden, dressuurpaarden, draf- en renpaarden, tuigpaarden. Die paarden hebben allemaal een ander soort ijzer nodig.
Dressuurpaarden hebben lichtere ijzers nodig om zo min mogelijk hun natuurlijke gang te beïnvloeden. Draf- en renpaarden krijgen heel lichte aluminium ijzers om de snelheid niet te nadelig te beïnvloeden. Daarentegen krijgen tuigpaarden en paarden die veel op de harde weg lopen zwaardere ijzers omdat de slijtage van de ijzers hierbij veel groter is en dit soort paarden de voorvoeten meer optillen. Voor kreupele paarden is er afwijkend beslag bijv. hoefijzers met leren zolen, hoefijzer met balken in gelast en verbandijzers. Voor iedere kreupelheid is er wel een apart beslag.